Joh.3,16-21 (27/04/2022)
Zó lief heeft God de wereld, dat hij zijn eniggeboren zoon heeft gegeven, opdat al wie vertrouwende ín hem is, niet verloren gaat, maar het volle leven heeft. Want God heeft zijn zoon niet in de wereld gezonden om die wereld te vonnissen, maar opdat ze door hem zou worden bevrijd. Wie vertrouwend ín hem is, wordt niet gevonnist, maar wie niet vertrouwt, is al gevonnist, omdat hij niet heeft vertrouwd in de naam van de eniggeboren zoon van God.
En dit is het vonnis: Het licht is in de wereld gekomen, maar de mensen hadden de duisternis meer lief dan het licht, want hun daden zijn slecht [= zich van God en mens verwijderend]. Want ieder die kwaad doet, haat het licht; hij vermijdt het licht, zodat zijn daden niet aan de dag komen. Maar wie waarheid doet, zoekt het licht op, zodat openbaar wordt dat zijn daden in God zijn verricht.”
Als ik de woorden van vandaag bewust tot mij laat doordringen, kom ik tot het besef dat ik een geweldig cadeau aangeboden krijg: liefde (tot in het oneindige), een gave (tot het uiterste) en licht (voorbij de duisternis). Het gaat hier echter niet louter over begrippen of woorden, maar dit alles wordt aan mij gegeven in een concrete mens: Jezus!
Wat een zalig cadeau!
G-d die mij zo graag ziet dat hij zichzelf geeft. G-d die zijn Liefde over mij uitstort in het verlangen dat het mag stromen in en door mij heen. Een liefdes-geschenk dat mij uitnodigt om op diezelfde manier (met evenveel licht en Liefde) naar de wereld toe te stappen en mezelf te geven als levend getuigenis van hem.
De vraag is echter wil ik m’n hart en handen openen om dit cadeau aan te nemen? Kan ik 'G-ds beminnen' beminnen en me laten onderdompelen in zijn Liefde? Wil ik mijn leven eraan toevertrouwen? Of sterker nog, durf ik te leven-IN-vertrouwen?
Joh.6,44-51 (5/05/2022)
Niemand is bij machte naar mij toe te komen als de Vader, die mij zendt, hem niet trekt, en ik zal hem doen opstaan op de ultieme dag.
Bij de profeten staat geschreven: En allen zullen door God onderricht zijn. [Jes.54,13] Ieder dus die naar de Vader luistert en leert, komt naar mij toe.
Niet dat iemand de Vader heeft gezien! Enkel degene die van God komt, heeft de Vader gezien.
Amen, amen, ik zeg jullie: Wie in mij vertrouwt, heeft het volle leven. Ik ben het brood van het leven. Jullie voorvaderen hebben het manna gegeten in de woestijn, maar zijn [toch] gestorven. Ziehier het [ware] brood dat uit de hemel neerdaalt: ieder die hiervan eet, zal niet sterven. Ik ben het levende brood dat uit de hemel is neergedaald. Als iemand van dit brood eet, zal hij in volheid leven.
Het brood dat ik zal geven voor het leven van de wereld is mijn vlees [lichaam].
Johannes buitelt weer over zijn woorden en beelden heen om iets te proberen te zeggen van het mysterie van G-d/de Vader en Jezus/de Zoon. Dat er een verbinding – een r-el-atie is tussen die twee staat voor Johannes als een paal boven water, of als brood dat leven geeft; of je kunt ook nog zeggen: als vertrouwen dat leven geeft!
Opnieuw kun je lezen hoe hoopvol het Evangelie van Johannes is. G-d is als een magneet die allen aantrekt en van (geestelijk) voedsel en leven voorziet. Eigenlijk hoeven wij ons alleen maar te láten aantrekken, geen weerstand bieden aan die middelpuntzoekende kracht die G-d in ons leven wil zijn. Het getuigt van geen vertrouwen (of een ego-vertrouwen) en van ‘verdwaasdheid’ (een term die in de Psalmen vaak voorkomt om de mens aan te duiden die eigenmachtig niet G-ds spoor volgt) om weerstand te bieden aan die trekkracht.
Helaas moeten we vaststellen dat we zelf ook wel daaraan weerstand bieden. Maar vandaag dus een nieuwe uitnodiging en een nieuwe kans mij toe te vertrouwen, zíjn brood te eten, zíjn leven te Léven.
Joh.13,16-20(12/05/2022)
“Amen, amen, ik zeg julllie: Een dienaar is niet groter dan zijn heer, een gezant niet groter dan wie hem gezonden heeft. Als je dit weet, gezegend ben je als je het ook doet.
Ik zeg dit niet over jullie allemaal. Ik weet wie ik heb uitgekozen, maar het is opdat de Schrift vervuld zou worden: ‘Die aanzat aan mijn tafel, heft zijn hiel tegen mij op.’ [Ps.41,10b]
Vanaf nu zeg ik het jullie voor het gebeurt, opdat, wanneer het gebeurt, je zou vertrouwen dat ik het ben.
Amen, amen, ik zeg jullie: Als iemand verwelkomt wie ik zend, verwelkomt hij mij; en als iemand mij verwelkomt, verwelkomt hij wie mij gezonden heeft.”
Evangelisch leven (m.a.w. gelovig leven) is een keuze met verregaande consequenties. Het kan niet alleen bij ‘weten’ blijven (het is geen kwestie van verstand), maar van daad-werkelijk liefhebben. “Een dienaar is niet groter dan zijn heer….” dat zal je moeten waar-maken. De keuze om Jezus te verwelkomen, houdt in dat je je ten dienste stelt van de ander en leert samen-leven, waarbij de meerdere het standpunt van de mindere durft in te nemen en de mindere zich gewaardeerd en gezien voelt als de meerdere. Wanneer dat gebeurt, zal eenieder door de knieën gaan voor de nood van de ander. Maar weet: er zullen altijd mensen zijn (ook van zijn leerlingen) die tegen Jezus kiezen. Onderzoek dus wat je doet.
Verwijst wat je doet naar Jezus?
Wie dient wie?
Wees gerust, ook al is dienend leven confronterend en zal er een weerbots komen, je zal nooit alleen staan!
Joh.15,12-17 (20/05/2022)
Dit is mijn Wijzing: Dat jullie elkaar daad-werkelijk liefhebben zoals ik jullie daad-werkelijk heb liefgehad. Geen grotere liefde kan iemand hebben dan dat hij zijn leven inzet ten bate van zijn dierbaren. Jullie zijn mij dierbaar. Doe dan wat ik jullie Wijs.
Ik noem jullie geen dienaren, want de dienaar weet niet wat zijn heer doet, maar ik heb jullie genoemd dierbaren, omdat ik alles wat ik van de Vader heb gehoord, heb leren kennen aan jullie.
Niet jullie hebben mij uitgekozen, nee, ik heb jullie uitgekozen. Ik heb jullie ingezet om op weg te gaan en vrucht te dragen – vruchten die blijvend zijn – en om wat je de Vader ook vraagt in mijn naam, hij het jullie geeft.
Dit is mijn Wijzing voor jullie: Dat je elkaar daad-werkelijk liefhebt.
Dienaren of dierbaren … that’s the question … Welk van de twee zou een heer voor zijn knecht kiezen? Of welke mijn baas over mij? Of in de omgekeerde richting: Welk van de twee zou ik kiezen voor mijn ondergeschikte, of voor mijn buur, of een of andere ambtenaar waar ik vandaag mee van doen heb aan het loket waar ik moet zijn, of de mensen van de vereniging waar ik bestuurslid van ben …?
Jezus kiest, voor dat stelletje ongeregeld dat zich wel graag zijn leerling noemt maar er verder niet altijd zo veel van begrijpt of waar-maakt, voor het tweede! Zijn ‘geheim’ om dat te kunnen doen is de Liefde!
Wie mensen graag ziet – heel concreet, niet als vage slogan – kan hen niet reduceren tot verlengstukken van zichzelf. Wie in de ander een dierbare ziet, wordt eerder zelf dienaar van de ander.
Zó stelt Jezus zich op t.o.v. ons! Zo graag ziet hij ons! Zo kiest hij ons uit om zíjn liefde in de wereld uit te dragen! Als ik vandaag dan mensen tegenkom – Gods lievelingen – hoeveel dienaren en hoeveel dierbaren zullen daar dan tussen zitten? Aan mij de kéuze!
Joh.17,20-26 (2/06/2022)
Niet alleen voor hen bid ik,
maar ook voor wie door hún woord
nog zullen vertrouwen in mij;
opdat allen één zijn, Vader,
zoals Jij in mij
en ik in Jou;
opdat ook zij in ons één zijn;
opdat de wereld zou geloven
dat Jij mij hebt gezonden.
En ik heb de grootsheid die Jij mij gegeven hebt
ook aan hen gegeven;
opdat zij één zijn
zoals wij één zijn;
ik in hen
en Jij in mij
opdat zij voltooid zouden zijn tot één;
en opdat de wereld erkent
dat Jij mij gezonden hebt
en hen daad-werkelijk hebt liefgehad
zoals Jij mij hebt liefgehad.
Vader,
diegene die Jij mij gegeven hebt,
het is mijn bedoeling
dat ook zij zijn waar ik ben
samen met mij;
opdat zij aanschouwen mijn grootsheid
die Jij mij gegeven hebt
omdat Je mij hebt liefgehad
nog vóór de grondvesting van de wereld.
Integere Vader,
de wereld heeft Jou niet erkend,
maar ik heb Jou erkend
en dezen hebben erkend
dat Jij mij gezonden hebt;
en ik heb hen Jouw naam bekend gemaakt
en zal die blijven bekend maken
opdat de daad-werkelijke liefde
waarmee Jij mij hebt liefgehad
ook in hen is
en ik in hen.
En Jezus’ gebed gaat door. Hij bidt voor ieder van ons. Hij spreekt over een ‘gekregen’ grootsheid. Jezus’ grootsheid gaat niet over eigen prestaties, het gaat niet over de beste of de machtigste zijn. Het is G-d die je groot maakt en dat heeft alles te maken met eenheid en Liefde.
Jezus ziet de mens als één. Eén met zichzelf, één met de ander, één met de wereld, één met G-d! Eén worden met jezelf en in eenheid leven gaat over harmonie, elkaar aanvullen.
Zou dat het doel en de betekenis van ons leven kunnen zijn, nl. deze eenheid be-Léven en G-d in de wereld aanwezig brengen door één te worden met hem?
Zo wordt alles en allen verbonden door de werkelijke – goddelijke – liefde. G-d’s liefde ‘heel-t’ ons! Omwille van die goddelijke liefde heeft Jezus elk van ons lief en bidt hij dat ook wij elkaar zouden liefhebben. Hij wil niets liever dan G-ds onvoorwaardelijke liefde door te geven. Aan ons om ze aan te nemen en te leven vanuit die liefde en haar daad-werkelijk waar te maken zodat ook hij in ons kan zijn.
Joh.1,1-18 (31/12/2022)
Als beginsel was het Woord [logos – dabar]
en het Woord was van God uit,
ja, God was het Woord,
het was het beginsel van God uit.
Alles is erdoor ontstaan
en erzonder is er niets ontstaan.
Daar was leven in
en het leven was het licht van de mensen.
Het licht schijnt in de duisternis
en de duisternis kon het niet omvatten.
Er was een mens,
gezonden door God,
zijn naam was Johannes.
Het was zijn taak getuige [marturein – martelaar] te zijn
zodat hij zou getuigen van het licht,
zodat velen zouden vertrouwen door hem.
Niet hijzelf was het licht,
hij was getuige van het licht.
Het [Woord] was het waarachtige licht
dat iedere mens verlicht
komende in de wereld.
Het was in de wereld
– de wereld is door hem ontstaan –
en toch heeft de wereld hem niet bekend.
Hij kwam in het zijne,
en toch hebben de zijnen hem niet aangenomen.
Maar al wie hem wel hebben aangenomen,
aan wie vertrouwt op zijn naam,
heeft hij volmacht gegeven
kinderen van God te worden.
Zij zijn niet uit bloed,
noch uit vlees, noch uit de wil [van een mens],
maar uit God geboren.
Het Woord is vlees geworden
en heeft in ons zijn tent opgeslagen.
Wij hebben zijn heerlijkheid aanschouwd,
een heerlijkheid als van de eniggeborene van een vader,
vol genade en waarheid.
Johannes getuigt over hem. Hij riep:
“Deze was het van wie ik zei:
Die na mij komt,
is vóór mij geworden,
want hij was eerder dan ik.”
Uit zijn volheid
hebben wij allen ontvangen,
onuitputtelijke genade.
Ja, de wet is door Mozes gegeven,
maar genade en waarheid
zijn door Jezus de gezalfde [Christos – Messiah] geworden.
Niemand heeft ooit God gezien,
maar de eniggeboren zoon,
die is in de schoot van de vader,
die heeft hem doen kennen.
Johannes (de evangelist) wist – wat wij ondertussen reeds lang vergeten zijn – dat Oudjaar ook in stilte gevierd kan worden, een stilte die stiller is dan stil. In die stilte kan je een spreken horen dat van een andere orde is dan onze menselijke taal.
In die stilte kunnen we opnieuw het Woord horen dat leven schiep te midden van alle chaos. Het Woord dat mens geworden is in een weerloos, nietig mensje, in een kind, te jong nog om zelf te spreken. Dát Woord vraagt om antwoord. Het brengt ons terug naar de meest existentiële levensvragen: Vanwaar komen wij, waar gaan we naartoe? Waar vinden wij onze oorsprong en waartoe zijn wij, mensen, bestemd?
Johannes getuigt van hem die ons het antwoord doet kennen. Dat antwoord licht op doorheen het alerte zorgzame omgaan met elkaar. Het kan groeien als wij ons leven verbinden aan Hem en aan de meest kwetsbaren. Het wordt wáár, op de meest ondenkbare, de meest uitzichtloze plaatsen.
Laten wij erover spreken (dabar) opdat heel ons leven getuigen wordt van dat Woord.
Je kan ook de commentaar van Kerstdag herlezen