Verbonden Léven

Joh.6,52-59 (6/05/2022)

De Joden raakten onder elkaar in heftige discussie: Hoe kan hij ons zijn vlees te eten geven?
Jezus zei hen: “Amen, amen, ik zeg jullie: Als jullie het vlees van de mensenzoon niet eten en zijn bloed niet drinken, hebben jullie geen leven in jullie. Wie mijn vlees herkauwt en mijn bloed drinkt, heeft het volle leven en ik zal hem doen opstaan op de ultieme dag. Want mijn vlees is waarachtig voedsel en mijn bloed waarachtige drank. Wie mijn vlees herkauwt en mijn bloed drinkt, verblijft in mij en ik in hem. Zoals de levende Vader mij gezonden heeft en ik leef door de Vader, zo zal ook wie mij herkauwt leven door mij.
Zo is het met het brood dat uit de hemel is neergedaald. Het is niet zoals met het manna dat jullie vaderen aten terwijl ze [toch] gestorven zijn. Wie dít brood herkauwt, zal leven in volheid.”
Hij zei deze dingen toen hij onderricht gaf in de plaats van samenkomst [synagoge] in Kafarnaüm.

Geef toe, Jezus spreekt hier erg tegen de borst stotende taal! Nog maar logisch dat ‘de Joden’ er tegenin gingen. Als wij echt goed naar deze woorden zouden luisteren en ze niet zomaar aan ons laten passeren als ‘ja, dat kennen we al’, zouden wij net zo reageren.
De knoop ligt gebonden in het feit dat ‘de Joden’ Jezus’ woorden letterlijk opvatten, terwijl hij ze spreekt in de geest – zeg maar Geest – van de Schrift (wat wij het ‘Oude Testament’ noemen).
Wij kunnen makkelijk verrast zijn van de ‘lijfelijkheid’ van Schriftteksten. Dat is omdat de Bijbel de mens niet opdeelt in ‘domeinen’ (zoals geest en lichaam), zoals wij dat in het spoor van het Griekse denken wél gewoon zijn te doen. Voor de Bijbel bestaat er maar één mens, die tegelijk in al z’n aspecten handelt, voelt, leeft, … én zich op G-d richt.
Het ‘herkauwen van Jezus’ vlees’ gaat er dus om dat wij ons hem eigen maken, dat wij hem willen ‘interioriseren’ – om het modern te zeggen, dat hij ín ons mag gaan leven, met al wie hij is en met al wie wij zijn.
Bijbelse mensen weten dat dit geen doodskwestie is, maar net een levenszaak. Dat hadden ‘de Joden’ kunnen weten, maar ze waren toen al te vergriekst en te verstart …

Joh.14,1-6 (13/05/2022)

“Laat je hart niet verontrust raken. Jullie vertrouwen in God, vertrouw ook in mij. In het huis van mijn Vader zijn er veel verblijfplaatsen. Als dat niet zo was, zou ik het jullie gezegd hebben. Ik ga heen om een plaats voor jullie te bereiden. En als ik ben heengegaan en voor jullie een plaats heb bereid, kom ik terug en neem jullie op bij mij, zodat jullie ook zijn waar ik ben. Waar ik heenga en de weg erheen, kennen jullie.
Tomas zei: “Heer, wij weten níet waar je heengaat, hoe kunnen we dan de weg kennen?” Jezus antwoordde hem: “Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Niemand komt tot de Vader tenzij door mij.”

Wat een geruststelling! Wat een krachtige, troostvolle boodschap! “Vertrouw!” G-d ‘is’ en bij hem zijn er veel verblijfplaatsen. Je zou ook kunnen zeggen: G-d ‘verblijft’ op vele plaatsen! M.a.w. we kunnen hem op vele plaatsen – verwachtte en onverwachte – vinden! En dan gaat het m.i. niet over het hiernamaals maar in de eerste plaats over het leven hier en nu. Daarbij stelt Jezus ons gerust: “Jullie mogen bij hem zijn.” Hijzelf zal plaats maken voor ieder van ons. Een straffe uitnodiging om op weg te gaan, hem achterna. Hij wijst de weg, ‘is’ de weg. Door Jezus te leren kennen zal je op het spoor komen van G-ds Liefde, en deze goddelijke Liefde reikt tot in alle verblijfplaatsen – ook in kwaadsprekers, in ellende, in dat wat dood lijkt.
Er is een weg die leven geeft, daar mag je op vertrouwen. Open gewoon je ogen, je oren, je hart en laat je meenemen op die weg.

Joh.15,18-21 (21/05/2022)

Als de wereld jullie haat, besef dan dat ze mij eerder heeft gehaat dan jullie. Als jullie van de wereld zouden zijn, dan zou ze wel vriendelijk behandelen wat haar eigen is, maar omdat jullie niet van de wereld zijn, omdat ik jullie heb uitgekozen úit de wereld, daarom haat de wereld jullie. Her-inner je het woord dat ik tegen jullie sprak: Een dienaar is niet groter dan zijn heer. [Joh.13,16] Als ze mij hebben vervolgd, zullen ze ook jullie vervolgen; en als ze mijn woord hebben be-waar-d [waargemaakt], zullen ze ook dat van jullie be-waren.
En dit alles zullen ze jullie aandoen omwille van mijn naam, omdat ze geen voeling hebben met wie mij gezonden heeft!

Heb je al ervaren dat ‘de wereld je haat’? Het is wat straf gesteld zo, maar eigenlijk zou dat moeten. Een leven in het spoor van Jezus staat nu eenmaal haaks op wat ‘de wereld’ voorstaat. Een waarachtige leerling zal dus gelijkaardige confrontaties meemaken als de leraar.
In de recente tijd waarin ‘de wereld’ algemeen christelijk georganiseerd was, was dat niet zo’n probleem. – Het is wellicht ook daardoor dat christenen ingedut zijn en zo lauw. – Maar vandaag (en wellicht steeds sterker de komende tijden) is ‘de wereld’ georganiseerd volgens principes die behoorlijk ver van het christendom af staan. Wie dus ín de huidige wereld leeft, maar dat wil doen als christen, komt onvermijdelijk in een lastig parket. We mogen hopen dat het ‘mild’ blijft en dat het er ‘alleen’ op aan komt dat we eigen keuzes maken, maar ook nu al is vaak duidelijk dat de christelijke keuze wordt ‘gehaat’, d.i. belachelijk gemaakt, afgewezen, onmogelijk gemaakt, monddood, …
Als je dat ervaart, laat het dan een troost – en vooral een kracht – wezen, dat je in het spoor van je Heer loopt …

Joh.21,15-19 (3/06/2022)

Nadat ze gegeten hadden, zei Jezus tegen Simon Petrus: “Simon, zoon van Johannes, heb je mij daad-werkelijk lief, meer dan de anderen hier?” Hij antwoordde: “Ja, Heer, Je weet dat ik van jou houd.” Jezus zei hem: “Weid mijn lammeren.”
opnieuw vroeg hij hem: “Simon, zoon van Johannes, heb je mij daad-werkelijk lief?” Hij antwoordde: “Ja, Heer, Je weet dat ik van jou houd.” Jezus zei hem: “Wees herder voor mijn schapen.”
En voor de derde keer vroeg hij hem: “Simon, zoon van Johannes, hou je van mij?” Petrus werd bedroefd omdat hij dit voor de derde keer vroeg. Hij zei: “Heer, jij weet alles. Jij weet dat ik van je houd.” Nu zei Jezus: “Weid mijn schapen.
Amen, amen, ik zeg jou: Toen je jong was, deed je zelf je gordel om en ging je waar je wilde, maar wanneer je oud wordt, zul je je handen uitstrekken en een ander zal je omgorden en je brengen waar je niet wil.” Zo duidde hij aan met wat voor dood hij God zou grootmaken.
Toen zei hij nog: “Volg mij.”

Tot drie keer toe stelt Jezus ongeveer dezelfde vraag. Het is duidelijk dat hij geen impulsief antwoord verwacht. Het gaat om een ernstige zaak, iets waarover je best eerst even nadenkt vooraleer je een antwoord geeft. Jezus wil zeker zijn van het antwoord. Dat wat je dierbaar is, vertrouw je niet zomaar toe aan de eerste de beste. Hij wil zeker zijn van de drijfveer die je in beweging brengt naar zijn mensen toe. Het gaat niet over de baas spelen, maar over ruimte geven (weiden) en bescherming bieden (hoeden) vanuit het besef van je eigen kleinheid, je eigen kwetsbaarheid. Hij vraagt niet naar deskundigheid of diploma’s maar naar liefde (liefde voor de meest kwetsbare). Jézus liefhebben is de basis om te kunnen zeggen: ik ben bereid. Jou wil ik volgen!
Eens je dit hebt toegezegd en je je bereid hebt verklaard om hem te volgen, zal hij je leren liefhebben tot het uiterste. Je leven zal niet meer van jou zijn; wat ‘jij’ wil, zal niet meer ter zake doen; ‘leven’ zal ‘leven geven’ worden – overgeleverd in de handen van mensen …
Ga je mee? 

Joh.4,43-54 (20/03/2023)

Na die twee dagen vertrok hij vandaar [na de arrestatie van Johannes de doper, trok hij weg uit Judea, met een oponthoud in Samaria] en ging naar Galilea, hoewel hij zelf had betuigd dat een profeet niet wordt geëerd in zijn eigen geboortestreek. [Mc.6,4] Toen hij aankwam in Galilea werd hij er toch verwelkomd, want ze hadden alles gezien wat hij in Jeruzalem op het [Paas]feest had gedaan – ook zij waren op het feest. Jezus kwam dus weer in Kana van Galilea, waar hij het water tot wijn had gemaakt.
Er was een koninklijke beambte, wiens zoon ziek lag in Kafarnaüm. Toen hij hoorde dat Jezus uit Judea naar Galilea was gekomen, ging hij naar hem toe [Kafarnaüm – Kana = ca. 26km] en vroeg hem met aandrang naar zijn huis te komen om zijn zoon te genezen die stervende was. Jezus zei tegen hem: “Jullie geloven alleen maar als jullie tekenen en wonderen zien!” Maar de hofbeambte drong aan: “Heer, kom toch, voor mijn kindje sterft!” “Ga maar, zei Jezus, je zoon leeft.” En de man vertrouwde het woord van Jezus en ging naar huis.
Terwijl hij nog onderweg was, kwamen knechten van hem tegemoet en verkondigden: “Je kind leeft!” Hij vroeg hen onmiddellijk naar het uur waarop de beterschap begon. Ze zeiden: “Gisteren, op het zevende uur [= 1 u ’s middags] werd hij vrij van de koorts.” Nu (h)erkende de vader: “Dat is het uur waarop Jezus zei: Je zoon leeft.” En hijzelf en zijn hele huis kwamen tot vertrouwen.
Dit was het tweede teken dat Jezus daar weer deed, toen hij van Judea naar Galilea kwam.

Veel details voor één ‘simpel’ gebeuren. Het zou ons te ver voeren op elk ervan in te gaan, want ze zijn allemaal door de evangelist raak geplaatst. Hier eentje. Over de rest kun je zelf mediteren – en verrast zijn wat dat aan betekenis kan opleveren!
Kana was het dorp waar Jezus zijn ‘openbaar leven’ begon door zijn wonder op het bruiloftsfeest. Ondertussen is hij beroemd, is naar Jeruzalem getrokken én heeft daar forse tegenwind gekregen. Als hij nu opnieuw in Kana komt, in welke richting zullen ze dan met hem meegaan? Met zijn roem? Of met zijn ondergang? Voor Jezus gaat zijn boodschap niet over ‘tekenen en wonderen’, maar om vertrouwen. Hij leek er een beetje van uit te gaan dat hij er niet verwelkomd zou worden en dat ze het ‘alleen voor de wonderen’ deden, maar het draait anders uit. Het simpele aandringen van de man overtuigt Jezus van zijn oprecht vertrouwen in hem – en dat zet Jezus in zijn kracht om de jongen te genezen.
We kunnen hier dus kijken naar de houding van die beambte, maar het gaat ook over de houding van Jezus: Denk niet te automatisch dat mensen voor of tegen je zijn, maar luister naar hun oprecht verlangen.

Joh. 8,31-42 (29/03/2023)

Toen zei Jezus tegen de Joden die in hem hun vertrouwen gingen stellen: “Als jullie verblijven in mijn woord, zijn jullie waarachtig leerling van mij en zul je waarachtig kennen. En waarachtigheid zal je vrij maken.”
Ze antwoordden hem: “Wij zijn nakomelingen van Abraham en nooit iemands onderhorige geweest. [wbt geloof] Hoe kun je dan zeggen dat we vrij zullen worden?” Jezus antwoordde hun: “Amen, amen, ik zeg jullie: Ieder die zonde doet [zich verwijdert van God en mens], is een slaaf van de zonde. De slaaf blijft niet voor altijd in het huis; de zoon blijft voor altijd. Als dus de zoon jullie heeft vrijgemaakt, dan pas zul je werkelijk vrij zijn. Ik weet dat jullie nakomelingen van Abraham zijn. En toch tracht je mij te doden omdat mijn woord geen ruimte vindt in jullie. Ik spreek uit wat ik heb gezien bij mijn Vader; zo doen ook jullie wat je gezien hebt bij jullie vaders.”
Ze antwoordden hem: “Onze vader is Abraham!” Maar Jezus zei hun: “Als je kinderen van Abraham bent, doe dan de werken die Abraham deed. Maar jullie trachten mij te doden – mij, een mens die tegen jullie waarheid spreekt, die ik van God heb gehoord – zoiets doet Abraham niet. Jullie doen de werken van jullie vaders.”
Nu zeiden ze hem: “Wij zijn geen bastaardkinderen! Wij hebben één Vader: God!” Jezus zei daarop tegen hen: “Als God jullie Vader was, zou je mij daad-werkelijk liefhebben. Ik ben immers van God uitgegaan, toen ik kwam. Ik ben niet uit eigen naam gekomen, maar hij heeft mij gezonden.”

‘Verblijven in mijn woord’. Het is een wat vreemde uitdrukking. Meestal horen we de vertaling ‘blijven’, waardoor het accent wat komt te liggen op onze eigen standvastigheid. Mooier zou zijn te vertalen: ‘wonen in zijn woord’. Dan horen/proeven we dat we te gast mogen zijn in een stevige, standvastige woning – en dat ons dat go(e)d zal doen.
Consequenties heeft dat ‘wonen in zijn woord’ wel. Het is geen knus ‘cocoonen’ elk voor zich. In dit ‘huis’ is waarachtigheid en deze waarachtigheid zal je vrij maken, zegt Jezus. Je ogen zullen er opengaan en zien dat de waarheid is dat je er niet alleen bent en dat allen kinderen van dezelfde vader zijn – dus jouw broers en zussen!
Vrij word je, als je niet wegkijkt van deze waarheid en de ander leert zien als mede-bewoner van hetzelfde huis, hun die plaats gunt en zo ruimte van leven biedt – een ‘wonen in het woord’.