Joh. 15,12-17 (12/05/2023)
12 Dit is mijn Wijzing:
Dat jullie elkaar daad-werkelijk liefhebben
zoals ik jullie daad-werkelijk heb liefgehad.
13 Geen grotere liefde kan iemand hebben
dan dat hij zijn leven inzet ten bate van zijn dierbaren.
14 Jullie zijn mij dierbaar.
Doe dan wat ik jullie Wijs.
15 Ik noem jullie geen dienaren,
want de dienaar weet niet wat zijn heer doet,
maar ik heb jullie genoemd dierbaren,
omdat ik alles wat ik van de Vader heb gehoord,
heb leren kennen aan jullie.
16 Niet jullie hebben mij uitgekozen,
nee, ik heb jullie uitgekozen.
Ik heb jullie ingezet
om op weg te gaan en vrucht te dragen
– vruchten die blijvend zijn –
en om wat je de Vader ook vraagt in mijn naam,
hij het jullie geeft.
17 Dit is mijn Wijzing voor jullie:
Dat je elkaar daad-werkelijk liefhebt.
Jezus was toch ‘de weg, de waarheid en het leven’? (Joh.14,6) Wel hier wijst hij ons met zijn eigen voorbeeld een weg ten leven! Het is de weg van het daad-werkelijk liefhebben. Zoals steeds, maar hier bijzonder, moeten we de nadruk op het daad-werkelijke van die liefde tot in z’n uiterste consequenties ernstig nemen: “Geen grotere liefde kan iemand hebben dan dat hij zijn leven geeft …” Hoe is het gesteld met míjn liefde voor mijn mede-mens? Hoe ver ga ik daar daad-werkelijk in?
Jezus doet het alvast wel zelf voor ons!
Dat is heel ‘straf’ als je daarop doordenkt! Of wij er al of niet in slagen zijn liefde te beantwoorden, is voor Jezus geen voorwaarde om ons alvast wél lief te hebben! Hij geeft het ons, zomaar, zonder enige voor-waarde, vereiste of verplichting van vergoeding.
Zou die wetenschap – dat wij éérst en vooral daad-werkelijk geliefd zíjn – dan niet de grond onder onze voeten moeten zijn om op onze beurt ook daad-werkelijk lief te hebben?
Joh.17,1-11a (21/05/2023)
1 Zo sprak Jezus.
Toen hief hij zijn ogen naar de hemel en bad:
“Vader, het uur is gekomen.
Toon nu de grootsheid van Je Zoon,
opdat Je Zoon Jouw grootsheid kan tonen.
2 Jij hebt hem volmacht gegeven over alle mensen
opdat hij alles wat Jij aan hem hebt gegeven
aan hun zou geven:
het volle leven.
3 En dit is het volle leven:
Dat zij Jou leren kennen,
de enige, waarachtige God,
en degene die Jij gezonden hebt:
Jezus de gezalfde [Christos / Messiah].
4 Ik heb Jouw grootsheid getoond op aarde:
Ik heb het werk volbracht
dat Jij mij te doen gegeven had.
5 Toon dan nu, Vader,
mijn grootsheid bij Jou,
die ik bij Jou had voor de wereld was.
6 Ik heb Jouw naam geopenbaard
aan de mensen die Jij mij gegeven hebt uit de wereld.
Zij waren van Jou;
Je hebt ze mij gegeven
en zij hebben Jouw woord be-waar-d.
7 Zij hebben leren kennen
dat alles wat Jij mij gegeven hebt
van bij Jou komt
8 omdat ik de woorden die Jij mij gegeven hebt
aan hen heb gegeven,
en zij ze hebben aangenomen
en erkennen naar waarheid dat ik van Jou ben uitgegaan.
Zij geloven dat Jij mij hebt gezonden.
9 Ik bid voor hen,
niet voor de wereld bid ik
maar voor wie Jij mij gegeven hebt
omdat zij van Jou zijn.
10 Al het mijne is van Jou
en het Jouwe is van mij
– daarin is mijn grootsheid getoond.
11a Ik ben niet meer in de wereld.
Zij zijn wel in de wereld,
terwijl ik naar Jou kom.
Op de laatste uren van zijn leven zit Jezus met zijn leerlingen samen. Hij beseft dat de wereld hem definitief de mond zal snoeren. En dan slaat hij zijn ogen op en bidt. Hij neemt zijn leerlingen mee in zijn bidden. Hij trekt hen, nu het erop aankomt, helemaal binnen in zijn intimiteit met G-d. En wij, eeuwen later, mogen daarin meegaan. Leven in intimiteit met God maakt het mogelijk om in de wereld te staan, maar niet van de wereld te zijn. Dat is wat Jezus zelf heeft geleefd en daar neemt hij zijn leerlingen in mee en zo worden ze ook gezonden.
Jezus’ bidden heeft blijkbaar te maken met het waarmaken van de G-ds Naam. Deze G-ds Naam maakte het voor hem mogelijk om, ondanks al het wereldse onbegrip, doorheen pijn en lijden, niet terug te buigen op zichzelf of de relatie te verbreken.
Misschien is het zinvoller om dit gebed volledig door ons heen te laten gaan, te beseffen dat hij voor ons bidt en dat wij uitgenodigd worden om te bidden voor hen die aan ons zijn toevertrouwd, dan het te voorzien van commentaar …
Joh.17,20-26 (25/05/2023)
20 Niet alleen voor hen bid ik,
maar ook voor wie door hún woord
nog zullen vertrouwen in mij;
21 opdat allen één zijn, Vader,
zoals Jij in mij en ik in Jou;
opdat ook zij in ons één zijn;
opat de wereld zou geloven
dat Jij mij hebt gezonden.
22 En ik heb de grootsheid die Jij mij gegeven hebt
ook aan hen gegeven;
opdat zij één zijn
zoals wij één zijn;
23 ik in hen
en Jij in mij
opdat zij voltooid zouden zijn tot één;
en opdat de wereld erkent
dat Jij mij gezonden hebt
en hen daad-werkelijk hebt liefgehad
zoals Jij mij hebt liefgehad.
24 Vader,
diegene die Jij mij gegeven hebt,
het is mijn bedoeling
dat ook zij zijn waar ik ben
samen met mij;
opdat zij aanschouwen mijn grootsheid
die Jij mij gegeven hebt
omdat Je mij hebt liefgehad
nog vóór de grondvesting van de wereld.
25 Integere Vader,
de wereld heeft Jou niet erkend,
maar ik heb Jou erkend
en dezen hebben erkend
dat Jij mij gezonden hebt;
26 en ik heb hen
Jouw naam bekend gemaakt
en zal die blijven bekend maken
opdat de daad-werkelijke liefde
waarmee Jij mij hebt liefgehad
ook in hen is en ik in hen.
In zijn afscheidsgebed laat Jezus zijn blik ruim uitdeinen. Enerzijds bidt hij helemaal ‘in’ G-d, anderzijds ook helemaal ‘in’ zijn leerlingen, en over hun schouders heen ook naar allen die door de leerlingen nog tot geloof zullen komen. Hij bidt dus voor … ons! Hij bidt voor míj!
Het kan misschien een enigszins bevreemdende gedachte zijn, maar het is o zo bevrijdend – en was Jezus niet gekomen om mensen vrij te maken? – dat Jezus ook met mij vandaag die innige verbinding aangaat. Mijn leven krijgt diezelfde weidsheid als ik mij ‘in Jezus’ laat trekken! ‘Geloven’ gaat niet over ‘denken aan iemand van lang geleden’. Net in de Verrijzenis en de krachtwerking van de Geest blijkt dat ‘geloven’ gaat over de ontmoeting met de Lévende, hier en nu, vandaag in mijn leven. G-d wordt werkelijk in deze wereld, als wij hem werkelijk laten worden in ons eigen leven. En dat kunnen wij door ‘Jezus achterna’ te gaan, zijn spoor te volgen, en als wij dat spoor volgen, komen we uit in de goddelijk-afgrondelijke diepte … van ons eigen wezen …
Joh.3,13-17 (14/09/2023)
13 Nooit is iemand opgeklommen naar de hemel
als hij niet uit de hemel is neergedaald.
Zo is de mensenzoon in de hemel.”
14 “Zoals Mozes in de woestijn
de slang heeft omhoog geheven,
zo moet de mensenzoon
omhoog worden geheven [op het kruis],
15 opdat al wie vertrouwende ín hem is,
niet verloren gaat,
maar het volle leven heeft.
16 Want zó lief heeft God de wereld,
dat hij zijn eniggeboren zoon heeft gegeven,
opdat al wie vertrouwende ín hem is,
niet verloren gaat,
maar het volle leven heeft.
17 Want God heeft zijn zoon niet in de wereld gezonden
om die wereld te vonnissen,
maar opdat ze door hem zou worden bevrijd.
Vandaag mogen we luisteren naar de meditatie van evangelist Johannes over het Mysterie van de kruisdood van Jezus. Hoezeer ook dat kruis – net zoals die slang in de woestijn – menselijk gezien een teken van dood is, als G-d erin tussenbeide komt wordt het omgevormd tot een teken van leven.
Dit leven dat G-d schenkt door de dood heen, is niet zomaar een beetje leven, ook niet een ‘gewoon doorgaan met het oude’, het is vól leven – Léven, zoals wij het hier schrijven. Het is zo volledig nieuw – een nieuwe schepping – dat wij het eigenlijk niet kunnen bedenken; wij kunnen het alleen ontvangen. En net dáártoe heeft G-d ‘de mensenzoon’ naar de wereld gezonden: iemand die de beweging van de hemel naar de aarde (de zending) én van de aarde naar de hemel (de dood aan een kruis) op zich heeft willen nemen.
Waar wij diezelfde dubbele beweging ook aan ons laten gebeuren, worden wij waarachtig vrije mensen. Jezus ging ons daarin voor; als Christen mogen wij zijn spoor volgen …
Joh.8,51-59 (7/04/2022)
Amen, amen, ik zeg jullie: Als iemand mijn woord be-waart, zal hij in eeuwigheid de dood niet zien.”
Nu zeiden de Joden hem: Nu is het onmiskenbaar dat je een demon hebt: Abraham is gestorven, en de profeten ook, en jij zegt: als iemand mijn woord be-waart, zal hij in eeuwigheid de dood niet smaken. Jij bent toch niet groter dan onze vader Abraham die gestorven is; en ook de profeten zijn gestorven. Voor wie houd jij jezelf wel?”
Jezus antwoordde: “Als ik mezelf groots maak, betekent mijn grootsheid niets. Het is de Vader die mij groots maakt, hem van wie jullie zeggen ‘hij is onze God’. Maar jullie zijn niet in kennis met hem; ik ben in kennis met hem. Als ik zou zeggen dat ik hem niet ken, zou ik gelijk worden aan jullie: een leugenaar. Maar ik ken hem en be-waar zijn woord. Abraham, jullie vader, verheugde zich er op mijn dag te mogen zien. En hij hééft die gezien – en zich verblijd.”
De Joden zeiden hem: “Je bent nog geen vijftig jaar en je hebt Abraham gezien?”
Jezus zei hen: “Amen, amen, ik zeg jullie: Van voor Abraham geboren werd, ben ik.”
Nu raapten ze stenen op om op hem te werpen, maar Jezus trok zich terug en ging weg uit de tempel.
Als je met de gewone logica van de rationaliteit naar Jezus uitspraken vandaag kijkt, dan hebben ‘de Joden’ gelijk: dit klopt niet. Je kunt niet ‘nog geen 50 zijn’ én ‘Abraham gezien hebben’; je kunt niet ‘in eeuwigheid de dood niet zien’.
Blijkbaar spreekt Jezus over een ander soort tijdsverloop. Die speelt zich wel af ín de wereld, maar is niet die ván de wereld. De logica van de r-el-ationaliteit speelt zich op een andere laag af.
Verbondenheid overbrugt ook de ogenschijnlijke grenzen van tijd en ruimte. Ik kan verbonden zijn met wie niet hier is; ik kan verbonden zijn met wie nu niet hier is; en dat strekt zich ook uit over de ogenschijnlijke grens van de dood.
‘Be-waren’ in de logica van de rationaliteit is: veilig opbergen in een goed afgesloten hokje, zodat er niets mee kan gebeuren en het steriel blijft. ‘Be-waren’ in de logica van de r-el-ationaliteit is: durven aan de slag gaan met wat je krijgt, het waarmaken, het in beweging brengen, om het levend te kunnen doorgeven aan anderen …
Joh.3,31-36 (28/04/2022)
“Wie van boven komt, is boven allen. Wie uit de aarde is, is uit de aarde en spreekt uit de aarde. Wie uit de hemel komt, is boven allen. Wat hij gezien en gehoord heeft, daar getuigt hij van. Maar niemand neemt zijn getuigenis aan. Wie zijn getuigenis wél aanneemt, bezegelt daarmee dat God waarachtig ís. Want wie God gezonden heeft, spreekt de woorden van God, want God geeft de geest-adem [pneuma/ruach] zonder maat.
De Vader heeft de Zoon lief en heeft hem alles in handen gegeven. Wie zijn vertrouwen stelt in de Zoon, heeft het volle leven, maar wie geen gehoor heeft aan de Zoon, zal het leven niet zien – maar Gods genegenheid blijft op hem.”
Bij aanvang van deze perikoop lijkt het alsof hemel en aarde een eindje uit elkaar liggen en met elkaar niets te maken zouden hebben. Maar de natuur laat ons dagelijks het tegendeel zien. Er is wel degelijk een plek waar hemel en aarde elkaar raken, nl. daar waar de zon opkomt, daar waar nieuw leven tevoorschijn komt. Voor Johannes is dit raakvlak Jezus. Liefdevol (vol liefde) verbindt hij de hemel (G-d) met de aarde (mens). En, wordt er gezegd, als je in die liefdesstroom gaat staan, zal je ten volle leven. Je leven krijgt betekenis (zin) en wordt zo een zin-vol-Léven, een leven dat er toe doet voor de anderen, een leven gericht op G-d en geleid door zijn Geest (ruach). Jezus is het levend getuigenis van wat in dat raakvlak te zien en te ervaren valt en ons nodigt ons uit dit getuigenis aan te nemen en samen met hem naar die plek (dat raakvlak) te komen. We weten allemaal dat dit niet van-zelf-sprekend is, maar (als we de evangelist mogen geloven) mogen we gerust zijn dat G-ds liefde blijft stromen en zijn genegenheid blijft aanwezig ook als je het leven niet ziet.