Verbonden Léven

Joh.1,47-51 (29/09/2022) 

Jezus zag Natanaël naar zich toekomen en zei over hem: “Kijk! Een waarachtige Israëliet, iemand wiens hart geen ongerechtigheid herbergt.” [Ps.32,2]
Natanaël vroeg hem: “Vanwaar ken jij mij?”
Jezus antwoordde: “Vóór Filippus je riep, toen je onder de vijgenboom zat, zag ik jou!”
Nu zei Natanaël: “Rabbi, jij bent de zoon van God, jij bent de koning van Israël!”
Jezus antwoordde hem: “Omdat ik je zei dat ik je zag onder de vijgenboom, geloof je? Je zult grotere dingen dan deze zien!” En hij zei: “Amen, amen, ik zeg jullie: Je zult de hemel geopend zien en Gods engelen zien opklimmen en neerdalen op de mensenzoon.”

Heb jij ooit al engelen gezien – en dan bedoelen we natuurlijk niet die gevleugelde creatuurtjes die straks weer de kerstboom zullen versieren, of van die schaarsgeklede bollige baby’s die rondvliegen op een schilderij? Ook in het Evangelie – en eigenlijk in de hele Bijbel – worden ze niet zo overvloedig vermeld. Soms eens, hier en daar … blijkbaar waar G-d het nodig vindt een boodschapper te sturen. Want dat zijn die ‘engelen’: boodschappers. In de taal van het Nieuwe Testament, het Grieks, is een boodschapper: angellos!
Laten we niet teveel ons rationele hoofd breken over het hoe en wat van die ‘engelen’, maar vooral blij en dankbaar zijn dát onze G-d geen ongenaakbaar verre G-d is, maar allerlei
manieren zoekt om zich kenbaar te maken. G-d spreekt zijn woord, vanaf ‘den beginne’. Dat betekent niet alleen ‘ooit eens in een ver begin’, maar ook dat hij dat ‘principieel’ doet: telkens opnieuw en op nieuwe wijzen. Ook een boodschapper spreekt zijn woord.
Om ‘engelen te zien’ moet je blijkbaar … beter luisteren! Zul jij G-ds boodschap tot jou vandaag horen?

Joh.1,1-18 (25/12/2022)

Als beginsel was het Woord [logos – dabar]
en het Woord was van God uit,
ja, God was het Woord,
het was het beginsel van God uit.
Alles is erdoor ontstaan
en erzonder is er niets ontstaan.
Daar was leven in
en het leven was het licht van de mensen.
Het licht schijnt in de duisternis
en de duisternis kon het niet omvatten.

Er was een mens,
gezonden door God,
zijn naam was Johannes.
Het was zijn taak getuige [marturein – martelaar] te zijn
zodat hij zou getuigen van het licht,
zodat velen zouden vertrouwen door hem.
Niet hijzelf was het licht,
hij was getuige van het licht.

Het [Woord] was het waarachtige licht
dat iedere mens verlicht
komende in de wereld.
Het was in de wereld
– de wereld is door hem ontstaan –
en toch heeft de wereld hem niet bekend.

Hij kwam in het zijne,
en toch hebben de zijnen hem niet aangenomen.
Maar al wie hem wel hebben aangenomen,
aan wie vertrouwt op zijn naam,
heeft hij volmacht gegeven
kinderen van God te worden.
Zij zijn niet uit bloed,
noch uit vlees, noch uit de wil [van een mens],
maar uit God geboren.
Het Woord is vlees geworden
en heeft in ons zijn tent opgeslagen.
Wij hebben zijn heerlijkheid aanschouwd,
een heerlijkheid als van de eniggeborene van een vader,
vol genade en waarheid.

Johannes getuigt over hem. Hij riep:
“Deze was het van wie ik zei:
Die na mij komt,
is vóór mij geworden,
want hij was eerder dan ik.”
Uit zijn volheid
hebben wij allen ontvangen,
onuitputtelijke genade.
Ja, de wet is door Mozes gegeven,
maar genade en waarheid
zijn door Jezus de gezalfde [Christos – Messiah] geworden.
Niemand heeft ooit God gezien,
maar de eniggeboren zoon,
die is in de schoot van de vader,
die heeft hem doen kennen.

We verwachten op Kerstdag wellicht eerder het verhaal van de herders, maar de liturgie voorziet eigenlijk in ‘het kerstverhaal’ van Johannes, dat – zoals zoveel in zijn Evangelie – van een beetje ander allooi is dan de andere drie evangelisten. In een heel verheven stijl peilt hij naar de diepte van het gebeuren dat G-d onder de mensen is komen wonen. Voor Johannes is dit als een hernieuwde schepping. Leg maar even de eerste bladzijde van de Bijbel, met het scheppingsverhaal, naast deze en je zult de duidelijk bedoelde parallellen zien. De hele wereld krijgt een nieuw begin als G-d er zelf in aanwezig komt. Dat is wellicht het meest wondere gegeven van ons Christelijke geloof.
En dat mogen we vandaag vieren. Maar ‘vieren’ is erg dunnetjes als het alleen gaat over ‘denken aan iets van vroeger’ (of nog erger: als alibi om te kunnen feesten). ‘Vieren’ wordt pas intens en ‘gelovig’ als wij dat gebeuren opnieuw door ons heen laten gaan, zodat het aan en ín ons mag gebeuren! Die nieuwe schepping, die nieuwe woning van G-d onder de mensen, ben jij!
Wij wensen 365 dagen lang een Zalige Kerstdag!

Joh.1,29-34 (15/01/2023)

De volgende morgen zag Johannes Jezus naar zich toekomen. Hij zei: “Kijk! Het lam van God, dat wegdraagt de zonden van de wereld! Hij is het van wie ik gezegd heb: ‘Na mij komt iemand die vóór mij is geworden, want hij is voorafgaand aan mij.’ Ook ik wist niet dat hij het was, maar ik ben met water komen dopen opdat híj geopenbaard zou worden aan Israël.”
En Johannes getuigde: “Ik heb de Geest zien neerdalen, als een duif uit de hemel, en hij bleef op hem rusten. Ik wist niet dat hij het was, maar wie mij gezonden heeft, heeft mij gezegd: ‘Op wie ook je de Geest ziet neerdalen en op hem rusten, die is het die zal dopen in heilige Geest.’
En ik heb het gezien. En ik heb getuigd: Déze is de zoon van God!”

Wanneer Johannes Jezus naar zich toe ziet komen, horen wij hem zeggen: “Zie het lam van God dat wegdraagt de zonden van de wereld.” Heel het leven van Jezus, zijn identiteit, zijn roeping ontvouwt hij hier in één enkele zin. Wie hij is en waartoe hij is. Een G-dmens van wie Johannes getuigt: “Op deze mens, zag ik de Geest als een duif neerdalen. En … die Geest bleef op hem rusten! Na vele, vele generaties van menswording, met vallen en opstaan, is er een mens op wie de Geest kan blijven rusten! Een mens waardoor het vermoeden van volheid, van volledig mens zijn niet langer een illusie is. Hij blijft uitstaan naar de a(A)nder. Eindelijk een mens die helemaal kan ontvangen dat hij geliefd is door God. Staande op dat fundament kan en zál hij zichzelf geven. Déze is de zoon van G-d!”

Joh.4,5-42 (12/03/2023)

Hij kwam in de Samaritaanse stad Sichar, dicht bij het stuk land dat Jakob aan zijn zoon Jozef gegeven had. [Gen.33,19; 48,22] Daar was ‘de bron van van Jakob’. Jezus was vermoeid van de tocht en ging zitten bij de bron. Het was ongeveer het zesde uur [= op de middag].
Er kwam een Samaritaanse vrouw water putten. Jezus vroeg haar: “Geef mij te drinken”, want zijn leerlingen waren weggegaan naar de stad om eten te kopen. Maar de Samaritaanse vrouw zei hem: “Hoe kun jij, een Jood, te drinken vragen aan mij, een Samaritaanse vrouw?” – want de Joden gaan niet om met Samaritanen. Jezus antwoordde haar: “Als je in kennis was met wat God schenkt en met wie het is die tegen je zegt ‘geef mij te drinken’, dan had jij het hém gevraagd en had hij je levend water gegeven.”
Nu zei de vrouw hem: “Heer, je hebt niet eens een emmer en de put is diep, vanwaar heb jij dan levend water? Jij bent toch niet groter dan onze vader Jakob die ons de put gegeven heeft en zelf, en ook zijn zonen en zijn vee, eruit gedronken heeft?” Jezus antwoordde haar: “Ieder die drinkt van dit water, zal opnieuw dorst krijgen, maar wie drinkt van het water dat ik hem zal geven, zal in de tijden geen dorst hebben, maar het water dat ik hem zal geven, zal in hem een bron van opwellend water worden tot volheid van leven.”
Nu zei de vrouw hem: “Heer, geef mij van dat water, zodat ik geen dorst [meer] heb en ik niet [meer] hierheen moet komen om te putten.”
Jezus zei haar: “Ga, roep je man en kom hierheen.” De vrouw antwoordde hem: “Ik heb geen man.” Jezus zei haar: “Dat zeg je goed, ik heb geen man, want vijf mannen heb je gehad en die die je nu hebt, is niet die van jou. Het is dus waar wat je zegt.”
De vrouw zei hem: “Heer, ik zie dat je een profeet bent. Onze vaderen hebben aanbeden op deze berg, en jullie zeggen dat Jeruzalem de plaats is waar moet aanbeden worden.” Jezus zei haar: “Vertrouw me, vrouw, er komt een uur waarop je de Vader zult aanbidden noch op deze berg noch in Jeruzalem. Jullie aanbidden zonder te weten wat, wij weten wat we aanbidden, want de bevrijding komt uit de Joden. Maar er komt een uur – dat is nu – dat de waarachtige aanbidders de Vader zullen aanbidden in geest [pneuma] en waarheid, want de Vader zoekt naar wie hem zó aanbidden.
God is geest [pneuma, geestkracht, adem / ruach – wellicht kan hier ook vertaald worden: Geest (pneuma) is God] en wie hem aanbidden moeten [dus] in geest [pneuma] en waarheid aanbidden.”
De vrouw zei hem: “Ik weet dat de messias komt, die genoemd wordt christos [gezalfde: Gr.: christos; Hebr.: messiah] en wanneer hij komt, zal hij ons alles verkondigen.” Nu zei Jezus tegen haar: “Ik ben het, die met je spreekt.”
Op dat moment kwamen zijn leerlingen en zij verbaasden zich dat hij met een vrouw in gesprek was. Niemand echter vroeg: “Wat zoek je?” of “Waarom spreek je met haar?” De vrouw liet haar waterkruik achter en ging terug naar de stad.
Ze zei tegen de mensen: “Kom mee kijken naar een mens die alles kon zeggen wat ik heb gedaan. Zou hij misschien de Gezalfde [christos] zijn?” Ze trokken de stad uit en gingen naar hem toe.
In de tussentijd vroegen zijn leerlingen hem: “Rabbi, eet iets!” Maar hij zei hen: “Ik heb voedsel te eten dat jullie niet kennen.” De leerlingen zeiden daarop onder elkaar: “Niemand heeft hem toch te eten gebracht?” Jezus zei hen: “Mijn voedsel is dat ik doe wat de bedoeling is van wie mij gezonden heeft en ik zijn werk volbreng. Zeggen jullie niet: ‘nog vier maanden en de oogst komt’? Kijk, ik zeg jullie: Doe je ogen open en kijk naar de velden: ze staan al wit [=rijp] voor de oogst. De maaier ontvangt zijn loon al en verzamelt vruchten tot volheid van leven, zodat de zaaiende zich tegelijk verheugt met de maaiende. Hierin wordt de spreuk waar: ‘De één zaait, een ander maait.’ Ik heb jullie uitgezonden om te oogsten waar je geen moeite hebt voor gedaan. Anderen hebben die moeite gedaan en jullie zijn daarop ingegaan.”
Uit die stad gingen vele van de Samaritanen in hem geloven omwille van wat de vrouw getuigde: ‘Hij kon alles vertellen wat ik heb gedaan.’ Toen de Samaritanen bij hem waren gekomen, vroegen zij hem daarom bij hen te blijven. Hij bleef daar twee dagen en nog veel meer mensen kwamen tot vertrouwen door zijn woord. Ze zeiden nu tegen de vrouw: “Wij vertrouwen niet meer [enkel] door jouw spreken, maar wij hebben hem zelf gehoord en wij weten dat deze waarlijk de bevrijder van de wereld is.”

Deze ontmoeting heeft iets bevreemdends, iets mysterieus. Het is geen gewoon gesprek en toch gebeurt er van alles: zekerheden wankelen, er wordt een nieuw perspectief geopend ... Water wordt levend water. Water uit de put komt tegenover water uit de bron te staan. (Letterlijk staan daar ook twee verschillende woorden.) Put tegenover bron. Stilstaand water tegenover stromend, levend water.
Ze worden het symbool van waar het in dit gesprek in diepere zin om gaat: om het stromende water. Het gaat erom dat het in het leven weer stromen gaat, dat er beweging komt, dat grenzen worden overschreden, dat je jezelf overwint door jezelf te leren kennen.
De Samaritaanse vrouw raakt met Jezus in een gesprek verwikkeld waarin ze stap voor stap zichzelf leert kennen. Gaandeweg leert ze Jezus kennen en daardoor leert ze zichzelf beter begrijpen. Omdat hij haar lijkt te kennen, leert zij zichzelf kennen.
Zij gaat open. Door de wonderlijke ontmoeting met Jezus begint er een en ander in haar leven te borrelen, te bewegen. In haar leven begint het te stromen, en daarmee zet ze anderen in beweging.

Joh.14,23-29 (22/05/2022)

Jezus antwoordde hem:
“Als iemand mij liefheeft, zal hij mijn woord be-waren [= vasthouden door waar te maken] en mijn Vader zal hem liefhebben, en wij zullen bij hem komen en ons verblijf bij hem maken. Wie mij niet liefheeft, maakt mijn woorden niet waar. En het woord dat je hoort, is niet míjn woord, maar dat van mijn Vader, door wie ik gezonden ben.
Deze dingen heb ik tegen jullie gezegd terwijl ik bij jullie verbleef. Later zal de medestander, de heilige Geest die de Vader zal zenden in mijn naam, jullie alles leren en in her-innering brengen wat ik tegen jullie heb gezegd.
Vrede laat ik jullie na. Míjn vrede geef ik jullie, niet zoals de wereld die geeft. Ik geef haar jullie, laat je hart dus niet verontrust raken en wees niet bang!
Je heb gehoord dat ik jullie zei: Ik ga heen en kom naar jullie terug. Als je mij daad-werkelijk zou liefhebben, zou je verheugd zijn dat ik naar de Vader ga, want de Vader is groter dan ik. En ik zeg jullie dit vóór het gebeurt, opdat wanneer het gebeurt, je zou vertrouwen.

(We hadden dit Evangelie onlangs al (16 en 17 mei). Je kunt ook die commentaren nog teruglezen.) Laten we het hier hebben over de belofte van de komst van de Geest.
Zonder dat het ‘theologisch’ uitgewerkt wordt (ik denk niet dat Jezus daar erg van wakker lag), heeft hij het wél over de bijzonder innige band tussen de Vader, hijzelf en de Geest. Het is de Vader die de Geest zal zenden in Jezus’ naam!
En het blijft niet bij díe band. De mens wordt mee betrokken in die innige verbondenheid! De Geest wordt aan hem toegezonden en dat zal de mens blijkbaar doen her-inneren – van innigheid gesproken …
Tezamen met de Geest zegt Jezus ons ook vrede toe. Die innige band die wij met G-d mogen hebben bevrijdt ons van alle angst en onrust. Tenminste, als ik in de liefde leef en daarmee zijn woord be-waar. Let wel: Er staat niet dat ik dan geen moeilijkheden zal tegenkomen, wél dat Jezus’ Geest ons zal vergezellen en een innerlijke vrede en kracht geven!

Joh.3,22-30 (14/01/2023)

Hierna [na het gesprek met Nicodemus in Jeruzalem] ging Jezus met zijn leerlingen naar de landstreek van Judea. Hij verbleef daar enige tijd met hen en doopte er. Maar ook Johannes doopte er, in Enan, dicht bij Salem, omdat daar veel water was. Men kwam en werd gedoopt, want Johannes was nog niet in de gevangenis geworpen.
Er ontstond een discussie vanuit de leerlingen van Johannes met een Jood over reiniging. Ze kwamen naar Johannes: “Meester, diegene die bij jou was aan de overzijde van de Jordaan, over wie je toen getuigde, kijk, nu doopt hij en allen gaan naar hem!”
Johannes antwoordde: “Geen mens kan zich ook maar iets toe-eigenen als het hem niet gegeven wordt uit de hemel. Jullie zijn zelf mijn getuigen dat ik heb gezegd: Niet ik ben de gezalfde [christos-messiah], maar ik ben gezonden voor hem uit. Wie de bruid heeft, is de bruidegom. Maar de vriend van de bruidegom, die naast hem staat en zijn stem hoort, is vol vreugde om de bruidegom. Welnu, met deze vreugde ben ik vervuld. Hij moet groter worden, ik kleiner.”

Wij leven in een cultuur die het ‘ik’ centraal stelt. Als dat een reactie is op de tijd dat mensen klein werden gehouden en neergedrukt, dan is dat ok, maar als het een doel op zichzelf wordt, krijg je allerlei ontsporingen zoals: te grote ego’s, verongelijkte en permanent ontevreden burgers, ...
Johannes hoefde zichzelf niet naar beneden te halen om een levenshouding aan te nemen die verder reikt dan hemzelf en die meer behelsde dan alleen de aandacht voor het eigen ik. Hij wijst zichzelf niet af, maar verwijst door. Hij laat zien, door heel zijn houding en zijn prediking (een boodschap van ommekeer, van heroriëntatie), dat hij zich wil laten leiden door een beweging van verandering die van ‘elders’ komt en die met de komst van Jezus als de Messias verbonden is. Leven vanuit dit geloof vervult je met vreugde. Je wordt door G-ds liefde opgericht en hoeft jezelf niet langer klein te houden of onzichtbaar te maken. Neen, je mag mens zijn in zijn Naam. Als wegbereider en doorverwijzer. Voluit!