Verbonden Léven

Joh.4,43-54 (15/3/2021)

Na die twee dagen vertrok hij vandaar [na de arrestatie van Johannes de doper, trok hij weg uit Judea,
met een oponthoud in Samaria] en ging naar Galilea, hoewel hij zelf had betuigd dat een profeet
niet wordt geëerd in zijn eigen geboortestreek. [Mc.6,4] Toen hij aankwam in Galilea werd hij er toch verwelkomd,
want ze hadden alles gezien wat hij in Jeruzalem op het [Paas]feest had gedaan – ook zij waren op het feest.
Jezus kwam dus weer in Kana van Galilea, waar hij het water tot wijn had gemaakt.
Er was een koninklijke beambte, wiens zoon ziek lag in Kafarnaüm. Toen hij hoorde dat Jezus uit Judea naar Galilea was gekomen,
ging hij naar hem toe [Kafarnaüm – Kana = ca. 26km] en vroeg hem met aandrang naar zijn huis te komen om zijn zoon te genezen die stervende was. Jezus zei tegen hem: “Jullie geloven alleen maar als jullie tekenen en wonderen zien!” Maar de hofbeambte drong aan: “Heer, kom toch, voor mijn kindje sterft!” “Ga maar, zei Jezus, je zoon leeft.” En de man vertrouwde het woord van Jezus en ging naar huis.
Terwijl hij nog onderweg was, kwamen knechten van hem tegemoet en verkondigden: “Je kind leeft!”
Hij vroeg hen onmiddellijk naar het uur waarop de beterschap begon. Ze zeiden: “Gisteren, op het zevende uur [= 1 u ’s middags] werd hij vrij van de koorts.”
Nu (h)erkende de vader: “Dat is het uur waarop Jezus zei: Je zoon leeft.” En hijzelf en zijn hele huis kwamen tot vertrouwen.
Dit was het tweede teken dat Jezus daar weer deed, toen hij van Judea naar Galilea kwam.

Terwijl Jezus in Galilea (zijn geboortestreek) verblijft, komt er een hofbeambte in al zijn wanhoop naar hem toe en spreekt hem aan. Het enige wat Jezus doet is hem verwijtend antwoorden: “Jullie geloof is alleen maar gericht op het zien van wonderen en niet op G-d”
Maar de hofbeambte laat niet af. Hij gelooft, vertrouwt en weigert zich neer te leggen bij het sterven van zijn kind, bij niet-leven. Hij dringt aan in het vertrouwen dat Jezus een G-dmens is en zijn Woord uiteindelijk alles overwint, heelt, geneest en doet Léven. (als dit geen prachtig staaltje van geloof is!)
“Heer,” zegt hij. Hij beseft maar al te goed wat hij daarmee zegt. Hij, dienaar van de koning, weet wie Heer is en wie niet. Wachtte Jezus hierop? De hoveling die Jezus (h)erkent als G-dmens, als ‘Heer’? Het getuigt van een G-dgericht leven, een geloof dat voorbij tekenen en wonderen reikt.
Die erkenning zet Jezus in beweging, in alle eenvoud, geen ‘misbaar’, geen ‘omhaal van woorden’, maar enkel dat ene woord ‘Ga-maar!’ Vol vertrouwen gaat de man en mag zo die kleine goedheid ervaren die een wereld van verschil – van niet-leven, naar leven – maakt.