Verbonden Léven

1Joh.2,12-17 (29/12/2021)

Kinderen, ik schrijf u dat uw zonden u vergeven zijn omwille van zijn naam.
Ik schrijf u, ouderen: u kent Hem die er is vanaf het begin.
Ik schrijf u, jongeren: u hebt hem die het kwaad zelf is overwonnen.
Kinderen, ik schrijf u dus dat u de Vader kent.
Ouderen, u schrijf ik: u kent Hem die er is vanaf het begin.
Jongeren, u schrijf ik: u bent sterk, het woord van God blijft in u, en u hebt hem die het kwaad zelf is overwonnen.
Heb de wereld en wat in de wereld is niet lief. Als iemand de wereld liefheeft, is de liefde van de Vader niet in hem, want alles wat in de wereld is – begeerte, inhaligheid, pronkzucht –, dat alles komt niet uit de Vader voort maar uit de wereld. De wereld met haar begeerte gaat voorbij, maar wie Gods wil doet blijft tot in eeuwigheid.

‘Johannes’ schrijft ons vanuit het volle licht. Met een vaderlijke warmte en kracht drukt hij ons op het hart: je zonden zijn je vergeven. Wat een bevrijding! Wat een licht! G-d is zó ‘licht’ dat hij ons onze verwijdering niet aanrekent, maar zelf zich telkens opnieuw naar ons toewendt. En dat doet hij telkens heel persoonlijk, elk naar zijn eigen mogelijkheden: de ouderen naar hun levenservaring, de jongeren naar hun levenskracht. (Wellicht in de wetenschap en de hoop dat alleen die beide sámen een samen-leving kunnen opbouwen.)
Wat zal ons antwoord zijn op die liefde? Zullen wij ‘de wereld’ (“begeerte, inhaligheid, pronkzucht”) liefhebben, of zullen we zelf liefhebben met de liefde van de Vader die in ons is, en de sámen-leving opbouwen met de lévenskrachten die wij in ons hebben? Alleen dat laatste

 Evangelie van de dag