Verbonden Léven

Mc.12,38-44 (6/06/2020)

In die tijd gaf Jezus bij zijn onderricht ook deze waarschuwing: 'Wacht je voor de schriftgeleerden,
die graag in lange gewaden rondlopen, zich laten groeten op de markt, belust zijn op de voornaamste zetels in de synagogen
en op de ereplaatsen bij de maaltijden, maar de huizen der weduwen opslokken, terwijl ze voor de schijn lange gebeden verrichten;
over deze mensen zal een strenger vonnis worden uitgesproken.'
Hij ging tegenover de offerkist zitten en keek toe, hoe het volk koperstukken daarin wierp, terwijl menige rijke er veel in liet vallen.
Er kwam ook een arme weduwe, die er twee penningen, ter waarde van een cent in wierp. Hij riep nu zijn leerlingen bij zich en sprak:
'Voorwaar, Ik zeg je: die arme weduwe heeft het meest geofferd van allen die iets in de offerkist wierpen; allen wierpen ze er iets in
van hun overvloed, maar zij offerde van haar armoe al wat ze bezat, alles waar ze van leven moest.'

Deze passage – en wellicht het héle Evangelie – gaat om de juiste verhouding tussen ‘buitenkant’ en ‘binnenkant’.
Alléén rekening houden met wat we aan de buitenkant zien, kan ons nogal verkeerd doen oordelen, zowel bij ‘de schriftgeleerde’ als bij ‘de arme weduwe’.
Alléén uitgaan van wat er aan de binnenkant speelt … tja, dan gebeurt er gewoon niets. Elke ‘binnenkant’ moet zich ook op een of andere manier ‘veruiterlijken’.
En Jezus hoopt op een overeenkomst tussen beide: “Laat je ja een ja zijn, en je neen een neen.”
Laat wat er te zíen is van je leven ook beantwoorden aan wat er aan de binnenkant leeft – en omgekeerd dus.
Is het daarom dat Jezus zo vaak rafelrandmensen opzoekt? Nee, hun leven ziet er niet uit.
Maar ze maken dat zelf ook niet groter of mooier dan het is. Nee – en dat is blijkbaar voor Jezus de innerlijke houding waar het om moet gaan –
‘gewoon’ erkennen dat je klein en behoeftig bent: mens dus, afhankelijk van Gods liefde.