Verbonden Léven

Mc. 12,13-17 (2/06/2020)

In die tijd stuurden de hogepriesters, schriftgeleerden en oudsten enkele Farizeeën en Herodianen op Jezus af om Hem vast te zetten.
Deze kwamen bij Hem met de vraag: 'Meester, wij weten dat Jij oprecht bent en Je aan niemand stoort, want Jij ziet de mensen niet naar de ogen,
maar leert de weg van God in oprechtheid. Is het geoorloofd belasting aan de keizer te betalen of niet? Zullen we hem betalen of niet betalen?'
Maar Jezus die hun huichelarij doorzag, antwoordde: 'Waarom probeer je Mij te vangen? Geef Mij een tienling, dan zal Ik eens zien.'
Zij deden het. Jezus vroeg hun nu: 'Van wie is deze beeldenaar en het randschrift?' Ze antwoordden: 'Van de keizer.' Daarop sprak Jezus tot hen:
'Geef dan aan de keizer wat de keizer toekomt en aan God wat God toekomt.' En ze stonden verwonderd over hem.

"Mag men belasting betalen aan de keizer of niet?" Deze vraag krijgt Jezus voorgeschoteld van enkele Farizeeën en Herodianen.
Hij laat zich echter niet meenemen in hun machtsspel. Hij kijkt verder, dieper en doorziet hun huichelarij. Zijn leven is niet gericht op geld en aanzien.
Met heel zijn wezen is Hij geworteld in G-d en spreekt van daaruit. Zo kan Hij op een creatieve manier het gesprek optillen voorbij het politieke machtsspelletje.
Ja, zegt Hij, geef alvast aan de keizer dat wat zijn beeltenis draagt, dat wat de keizer toekomt. Maar zo gaat Hij verder, vergeet ondertussen niet
wie het beeltenis van G-d draagt zodat je ook aan Hem kan geven wat Hem toekomt. In het scheppingsverhaal staat dat de mens geschapen is naar het beeld van G-d.
Hij draagt dus het beeltenis van G-d, behoort Hem toe in alle vrijheid. Dit zet mij aan het denken!
Hij blies mij de levensadem in, gaf mij ‘leven’. Zal ik dat ‘leven’, mijn complete bestaan, mijn wezen teruggeven aan G-d? Behoor ik in die zin toe aan G-d?
Alvast een vraag die het overwegen waard is.